Ja, Chinese rechtbanken kunnen een verzoek tot behoud van eigendom toewijzen in zaken die buitenlandse vonnissen ten uitvoer leggen, zoals blijkt uit een recente zaak die is behandeld door het Vierde Intermediaire Volksgerechtshof van Peking.
Tijdens het verzoek om erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlands vonnis voor een Chinese rechtbank, kan de verzoeker verzoeken om behoud van het eigendom van de verweerder.
Junhe, een advocatenkantoor gevestigd in Peking, plaatste: een artikel op zijn sociale media-account, waarin hij verklaarde dat hij de Vierde Intermediaire Volksrechtbank van Peking heeft overtuigd om het verzoek tot behoud van eigendom in te willigen tijdens de beoordeling van het verzoek om erkenning en tenuitvoerlegging van een vonnis van de Handelsrechtbank van Parijs.
De auteur geeft enkele interessante inzichten.
I. Achtergrond van de zaak
Eind 2020 oordeelde het Vierde Intermediaire Volksgerechtshof van Peking om de ordonnantie (“de betrokken verordening”) die op 3 juni 2015 was uitgevaardigd door de Parijse handelsrechtbank te erkennen en uit te voeren, die een schikkingsovereenkomst goedkeurde en de uitvoerbaarheid van de schikkingsovereenkomst toekende. Het zaakbedrag bedroeg meer dan 46 miljoen USD.
Het Vierde Intermediaire Volksgerechtshof van Peking heeft op 10 augustus 2017 een civiele uitspraak gedaan tijdens de beoordelingsperiode van de betrokken verordening, waarbij het verzoek tot behoud van eigendom werd toegewezen en een uitspraak werd gedaan om de eigendommen en andere belangen van de verweerder in beslag te nemen, in beslag te nemen of te bevriezen binnen het bedrag aangevraagd door de aanvrager.
De auteur is van mening dat het misschien de eerste keer is dat een Chinese rechtbank het behoud van eigendom overneemt tijdens de beoordeling van een aanvraag om buitenlandse commerciële vonnissen te erkennen en af te dwingen.
We hebben nog geen vergelijkbare gevallen gevonden. Als de auteur gelijk heeft, bevat deze casus belangrijke lessen voor een dergelijke praktijk.
II. De huidige hachelijke situatie: gebrek aan regulering van de Chinese wet en internationale verdragen
In overeenstemming met artikel 282 van de Chinese wet op de burgerlijke rechtsvordering (CPL) worden buitenlandse vonnissen erkend en uitgevoerd in overeenstemming met het internationale verdrag dat China heeft gesloten of waaraan China heeft deelgenomen, of in overeenstemming met het wederkerigheidsbeginsel.
De bilaterale verdragen over rechtshulp die China momenteel sluit, gaan echter meestal niet over het behoud van eigendom in relatie tot de erkenning en tenuitvoerlegging. Zo bepaalt het Verdrag tussen de Volksrepubliek China en de Franse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken niet duidelijk de voorwaarden voor het behoud van eigendom en de toepasselijke procedures. Daarom kunnen Chinese rechters niet rechtstreeks uitspraak doen over aanvragen voor het behoud van eigendom in overeenstemming met deze overeenkomst.
De CPL mist ook een overeenkomstige regelgeving. Deel IV “Bijzondere bepalingen inzake in het buitenland verband houdende burgerlijke rechtsvorderingen” (inclusief hoofdstuk 27 “Gerechtelijke bijstand”) bevat geen specifieke regeling over de mogelijkheid om eigendommen te bewaren tijdens de beoordeling van een verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen.
Bovendien heeft de auteur in openbare bronnen geen jurisprudentie gevonden die het behoud van eigendom toestaat bij de toetsing van de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen.
III. Redenen om de hachelijke situatie te doorbreken: leegstand in Chinese wetten
De auteur overtuigde de rechters op de volgende gronden.
De bilaterale verdragen bepalen duidelijk dat de verdragsluitende partijen, behoudens de daarin gespecificeerde aangelegenheden, hun nationale recht inzake de rechtshulpmethoden op hun eigen grondgebied kunnen toepassen. Daarom, als er ruimte is in de Chinese wet, kan het behoud van eigendom worden geïmplementeerd.
Artikel 259 van Deel IV “Bijzondere bepalingen inzake in het buitenland gerelateerde burgerlijke rechtsvorderingen” van de CPL bepaalt dat: “De bepalingen van dit deel van toepassing zijn op in het buitenland gerelateerde civiele rechtszaken die in China worden gevoerd. Waar dit deel niet bepaalt, zijn andere relevante bepalingen van deze wet van toepassing."
Aangezien deel IV niet voorziet in het behoud van eigendom bij de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen, zullen de bepalingen van de CPL met betrekking tot het behoud van eigendom in binnenlandse rechtszaken in China worden toegepast.
Bovendien verbiedt de CPL het behoud van eigendom niet tijdens de fase van erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen.
Als gevolg daarvan nam de rechtbank het standpunt over en besliste om het pand te behouden.
IV. Onze opmerkingen
Aangezien het in China gebruikelijk is dat de partijen uitvoerbare eigendommen overdragen, is het van essentieel belang om vroegtijdig een bewarende maatregel te nemen om de tenuitvoerlegging van het vonnis te verzekeren. Deze zaak geeft aan dat een partij onmiddellijk na indiening van het verzoek om erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlands vonnis bij een Chinese rechtbank een verzoek tot behoud van eigendom kan indienen.
Bovendien hebben we het oordeel van de door de auteur genoemde zaak nog niet gevonden. We zullen de publicatie van de uitspraken van de Chinese rechtbanken in deze zaak bijhouden en toevoegen aan: onze casuslijst.
Foto door Texco Kwok on Unsplash
Medewerkers: Guodong Du , Meng Yu 余 萌