Op 7 september 2021 werd het Hooggerechtshof van China (SPC) vrijgegeven de eerste reeks van 10 typische gevallen van IER-gerechtelijke bescherming door de rechtbank in de zaadindustrie, waaronder geschillen over inbreuk op het recht op nieuwe plantenrassen, administratieve geschillen over de herziening van afgewezen aanvragen voor nieuwe plantenrassen en andere.
Onder hen is de zaak Huai'een Jindi Seeds Industry Technology Co., Ltd. v. Jiangsu Qingengtian Agricultural Industry Development Co., Ltd. wegens inbreuk op het recht op nieuwe plantenrassen (江苏省金地种业科技有限公司诉江苏亲耕田农业产业发展有限公司侵害植物新品种权纠纷案)(Nanjing Intermediate People's Court, Jiangsu, (2020) zo 01 Min Chu No. 773, (2020)苏01民初773号), en de SPC, (2021) Zui Gao Fa Zhi Min Zhong No. 816, (2021)最高法知民终816号) bepalen de aard van de beschuldigde inbreuk onder het mom van zakelijke entiteiten zoals "boeren" en "grote boerenhuishoudens" om via het informatienetwerk contact op te nemen met de koop- en verkooppartijen. De SPC oordeelde dat Jiangsu Qingengtian Agricultural Industry Development Co., Ltd. (hierna 'Qingengtian') was geen boer, en het aantal zaden dat betrokken was bij de informatie over de verkoop van zaden die het publiceerde en organiseerde voor transacties bereikte tienduizenden jins, veel groter dan het aantal en de schaal van zelfvermeerdering en zelfgebruik door boeren. Aangezien Qingengtian de specifieke verkoopinformatie van de inbreukmakende zaden heeft vrijgegeven en met de koper heeft onderhandeld om de verpakkingsmethode, prijs, aantal en uitvoeringsperiode voor de transacties te bepalen, wordt vastgesteld dat het verkoopcontract in overeenstemming met de wet is gesloten. Als handelsorganisator en besluitvormer van de verkoop van de inbreukmakende zaden had Qingengtian derhalve inbreuk gemaakt.
Omslagfoto door Limbo Hoo (https://unsplash.com/@limbolize) op Unsplash
Medewerkers: CJO-team medewerkers