Op 7 juni 2022 werd het Hooggerechtshof van China (SPC) vrijgelaten tien typische zaken behandeld door maritieme rechtbanken in het hele land in 2021.
Van deze gevallen is het meest opvallende het geval tussen: OOSTERSE PRIME SHIPPING CO., LIMITED (de eiser) en HONG GLORY INTERNATIONAL REDPING COMPANY LIMITED (de Verweerder), waarin de eiser bij een Chinese rechtbank om erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis heeft verzocht.
De zaak werd in behandeling genomen door de Shanghai Maritime Court, die in zijn oordeel verduidelijkte dat wanneer de plaats van oprichting/registratie van een offshore-onderneming niet in overeenstemming is met de hoofdvestiging van de onderneming, de laatste moet worden beschouwd als de vestigingsplaats van de onderneming.
Het geschil, dat voortkwam uit een charterparty tussen partijen, werd door de London Maritime Arbitrators Association (LMAA) beslecht door middel van arbitrage. Omdat verweerder de arbitrale uitspraak niet heeft nageleefd, heeft eiseres een aanvraag ingediend bij de Shanghai Maritime Court om erkenning en tenuitvoerlegging.
De verweerder betwistte de bevoegdheid van de Shanghai Maritime Court, op grond van het feit dat het een bedrijf was dat geregistreerd stond op de Marshalleilanden zonder hoofdvestiging of activa in China, en dat de Chinese rechtbank dus geen jurisdictie had over de zaak.
De Shanghai Maritime Court wees de betwisting van de bevoegdheid af en bevestigde dat de verweerder zijn hoofdvestiging in Shanghai, China had gevestigd, en dat de rechtbank daarom bevoegd was om over de aanvraag te beslissen. Het Hooggerechtshof van Shanghai handhaafde deze uitspraak in tweede aanleg.
In deze zaak had de Chinese rechtbank zich gehouden aan de essentie van het Verdrag van New York – pro-handhaving – aldus de SPC.
Omslagfoto door Yu Gui op Unsplash
Medewerkers: CJO-team medewerkers