Portaal voor Chinese wetten - CJO

Vind Chinese wetten en officiële openbare documenten in het Engels

EngelsArabischVersimpeld Chinees)NederlandsFransDuitsHindiItaliaansJapanseKoreanPortugeesRussianSpaansZweedsHebreeuwsIndonesianVietnameesThaiTurksMalay

Burgerlijk Wetboek van China: Boek I Algemene principes (2020)

民法典 第一 编 总则

Soort wetten Wet

Uitgevende instelling Nationaal Volkscongres

Afkondigingsdatum 28 mei 2020

Ingangsdatum Jan 01, 2021

Geldigheidsstatus Geldig

Toepassingsgebied Landelijk

Onderwerp (en) Burgerlijk recht Burgerlijk Wetboek

Editors) CJ Observer

Burgerlijk Wetboek van de Volksrepubliek China
(Aangenomen tijdens de derde zitting van het dertiende Nationale Volkscongres op 28 mei 2020)
Boek één algemeen deel Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Deze wet is opgesteld in overeenstemming met de grondwet van de Volksrepubliek China met het oog op het beschermen van de wettige rechten en belangen van de personen van het burgerlijk recht, het regelen van burgerrechtelijke betrekkingen, het handhaven van de sociale en economische orde, het voldoen aan de behoeften voor het ontwikkelen van socialisme met Chinese kenmerken, en het uitdragen van de socialistische kernwaarden.
Artikel 2 Het burgerlijk recht regelt de persoonlijke en eigendomsverhoudingen tussen de personen van het burgerlijk recht, namelijk natuurlijke personen, rechtspersonen en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die gelijkwaardig zijn.
Artikel 3 De persoonlijke rechten, eigendomsrechten en andere wettige rechten en belangen van de personen van het burgerlijk recht worden beschermd door de wet en zijn vrij van inbreuk door welke organisatie of persoon dan ook.
Artikel 4 Alle personen van het burgerlijk recht zijn juridisch gelijk bij het uitoefenen van burgerlijke activiteiten.
Artikel 5 Bij het uitoefenen van een burgerlijke activiteit zal een persoon van het burgerlijk recht, met inachtneming van het beginsel van vrijwilligheid, naar eigen wil een burgerlijke rechtsbetrekking tot stand brengen, wijzigen of beëindigen.
Artikel 6 Bij het uitoefenen van een burgerlijke activiteit moet een persoon van het burgerlijk recht, in overeenstemming met het billijkheidsbeginsel, redelijkerwijs de rechten en plichten van elke partij verduidelijken.
Artikel 7 Bij het uitoefenen van een burgerlijke activiteit dient een persoon van het burgerlijk recht, in overeenstemming met het beginsel van goede trouw, eerlijkheid te handhaven en zijn verplichtingen na te komen.
Artikel 8 Bij het uitoefenen van een burgerlijke activiteit mag niemand van het burgerlijk recht de wet overtreden of de openbare orde of goede zeden schenden.
Artikel 9 Bij het uitoefenen van een civiele activiteit handelt een persoon van het burgerlijk recht op een manier die het behoud van hulpbronnen en de bescherming van het ecologische milieu vergemakkelijkt.
Artikel 10 Burgerlijke geschillen worden beslecht in overeenstemming met de wet. Waar de wet dit niet specificeert, mag de gewoonte worden toegepast, op voorwaarde dat de openbare orde en goede zeden niet worden beledigd.
Artikel 11 Waar er andere wetten zijn die bijzondere bepalingen geven die burgerrechtelijke betrekkingen regelen, worden die bepalingen gevolgd.
Artikel 12 De wetten van de Volksrepubliek China zijn van toepassing op de burgerlijke activiteiten die plaatsvinden op het grondgebied van de Volksrepubliek China, tenzij de wet anders bepaalt.
Hoofdstuk II Natuurlijke personen
Sectie 1 Capaciteit om burgerrechtelijke rechten te genieten en capaciteit om burgerrechtelijke handelingen te verrichten
Artikel 13 Een natuurlijke persoon kan vanaf het tijdstip van geboorte tot het tijdstip van overlijden burgerrechtelijke rechten genieten en kan burgerrechtelijke rechten genieten en civielrechtelijke plichten vervullen in overeenstemming met de wet.
Artikel 14 Alle natuurlijke personen zijn gelijk in hun hoedanigheid om burgerlijke rechten te genieten.
Artikel 15 Het tijdstip van geboorte en overlijden van een natuurlijke persoon worden bepaald door het tijdstip vermeld op zijn geboorte- of overlijdensakte zoals toegepast, of, indien er geen geboorte- of overlijdensakte is, door het tijdstip vermeld in de huishouding van de natuurlijke persoon. of een ander geldig identiteitscertificaat. Als er voldoende bewijs is dat de tijd vermeld in de bovengenoemde documenten vernietigt, heeft de tijd die door dat bewijs wordt vastgesteld voorrang.
Artikel 16 Een foetus wordt geacht in staat te zijn burgerrechtelijke rechten te genieten op het gebied van nalatenschap, het aanvaarden van schenkingen en andere situaties waarin de bescherming van de belangen van een foetus een rol speelt. Een doodgeboren foetus heeft deze capaciteit echter niet ab initio.
Artikel 17 Een natuurlijk persoon van 18 jaar of ouder is een volwassene. Een natuurlijk persoon jonger dan 18 jaar is een minderjarige.
Artikel 18 Een meerderjarige heeft de volledige bekwaamheid om civielrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en kan zelfstandig civielrechtelijke rechtshandelingen verrichten.
Een minderjarige van 16 jaar of ouder wiens voornaamste bron van inkomsten het inkomen uit eigen arbeid is, wordt beschouwd als een persoon met volledige capaciteit voor het verrichten van civielrechtelijke rechtshandelingen.
Artikel 19 Een minderjarige van 8 jaar of ouder heeft een beperkte bekwaamheid om civielrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, en kan een civielrechtelijke rechtshandeling verrichten door of na toestemming of bekrachtiging van zijn wettelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat een dergelijke minderjarige zelfstandig een civielrechtelijke rechtshandeling mag verrichten die louter gunstig voor hem of dat past bij zijn leeftijd en intelligentie.
Artikel 20 Een minderjarige jonger dan 8 jaar is niet bekwaam tot het verrichten van civielrechtelijke rechtshandelingen en kan alleen via zijn wettelijke vertegenwoordiger een civielrechtelijke handeling verrichten.
Artikel 21 Een volwassene die niet in staat is zijn eigen gedrag te begrijpen, is niet in staat om burgerlijke rechtshandelingen te verrichten en mag alleen een burgerlijke rechtshandeling verrichten via zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Het voorgaande lid is van toepassing op een minderjarige van 8 jaar of ouder die zijn eigen gedrag niet kan bevatten.
Artikel 22 Een volwassene die zijn eigen gedrag niet volledig kan begrijpen, heeft een beperkte bekwaamheid om burgerlijke rechtshandelingen te verrichten, en kan een burgerlijke rechtshandeling verrichten door of na toestemming of bekrachtiging van zijn wettelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat een dergelijke volwassene zelfstandig een burgerlijke rechtshandeling kan verrichten. dat is puur gunstig voor hem of dat past bij zijn intelligentie en mentale toestand.
Artikel 23 De voogd van een persoon die geen of een beperkte capaciteit heeft tot het verrichten van burgerrechtelijke rechtshandelingen is de wettelijke vertegenwoordiger van de persoon.
Artikel 24 Wanneer een volwassene zijn gedrag niet kan bevatten of niet volledig kan begrijpen, kan elke belanghebbende van een dergelijke volwassene of een relevante organisatie de volksrechtbank verzoeken te verklaren dat de genoemde volwassene wordt geïdentificeerd als een persoon met geen of een beperkte bekwaamheid om burgerlijke zaken te verrichten. rechtshandelingen.
Wanneer een persoon door een volksrechtbank is geïdentificeerd als een persoon met geen of een beperkte capaciteit om civielrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, kan de volksrechtbank, op verzoek van de persoon, een belanghebbende daarvan, of een relevante organisatie, en op basis van de invordering van zijn intelligentie en geestelijke gezondheid, verklaren dat de genoemde persoon een persoon wordt met beperkte of volledige capaciteit om civielrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.
Een relevante organisatie waarnaar in dit artikel wordt verwezen, omvat een wooncomité, een dorpelingencomité, een school, een medische instelling, de vrouwenfederatie, de gehandicaptenfederatie, een wettelijk opgerichte organisatie voor senioren, de afdeling burgerzaken en de Leuk vinden.
Artikel 25 De woonplaats van een natuurlijke persoon is de woonplaats die is geregistreerd in het huishouden of een ander geldig identificatieregistratiesysteem; indien de gewone verblijfplaats van een natuurlijke persoon verschilt van zijn woonplaats, wordt de gewone verblijfplaats beschouwd als zijn woonplaats.
Paragraaf 2 Voogdij
Artikel 26 Ouders hebben de plicht hun minderjarige kinderen groot te brengen, op te voeden en te beschermen. Volwassen kinderen hebben de plicht hun ouders te steunen, bij te staan ​​en te beschermen.
Volwassen kinderen hebben de plicht hun ouders te steunen, bij te staan ​​en te beschermen.
Artikel 27 De ouders van een minderjarige zijn zijn voogden.
Indien de ouders van een minderjarige overleden zijn of niet in staat zijn om zijn voogden te zijn, treden de volgende personen, indien bekwaam, op als zijn voogden in de volgende volgorde:
(1) zijn grootouders van vaderskant en grootouders van moederskant;
(2) zijn oudere broers en zussen; of
(3) elke andere persoon of organisatie die bereid is als zijn voogd op te treden, mits toestemming moet worden verkregen van het wooncomité, het dorpelingencomité of de afdeling burgerzaken van de plaats waar de domicilie van de minderjarige is gevestigd.
Artikel 28 Voor een volwassene die geen of een beperkte bekwaamheid heeft om burgerrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, treden de volgende personen, indien bekwaam, op als zijn voogden in de volgende volgorde:
(1) zijn echtgenoot;
(2) zijn ouders en zijn kinderen;
(3) eventuele andere naaste familieleden van hem; of
(4) elke andere persoon of organisatie die bereid is om als zijn voogd op te treden, mits toestemming moet worden verkregen van het wooncomité, het dorpelingencomité of de afdeling burgerzaken van de woonplaats van de volwassene.
Artikel 29 Een ouder die de voogd van zijn kind is, kan in zijn testament een volgende voogd voor zijn kind aanwijzen.
Artikel 30 Een voogd kan worden bepaald door overeenstemming tussen de personen die wettelijk gekwalificeerd zijn om voogd te zijn. De ware wil van de afdeling zal worden gerespecteerd bij het bepalen van de voogd door middel van een overeenkomst.
Artikel 31 Indien er een geschil ontstaat over het aanwijzen van een voogd, wordt de voogd benoemd door het wooncomité, het dorpelingencomité of de afdeling burgerzaken van de woonplaats van de afdeling, en een partij die niet tevreden is met bij een dergelijke benoeming kan de volksrechtbank worden verzocht een voogd aan te wijzen; de betrokken partijen kunnen ook rechtstreeks de volksrechtbank verzoeken om een ​​dergelijke benoeming te doen.
Bij de benoeming van een voogd dienen het wooncomité, het dorpelingencomité, de afdeling burgerzaken of de volksrechtbank de ware wil van de wijk te respecteren en een voogd aan te stellen in het beste belang van de afdeling uit de wettelijk gekwalificeerde personen.
Indien de persoonlijke, eigendoms- en andere wettige rechten en belangen van een afdeling niet worden beschermd voordat een voogd is aangesteld in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel, de wooncommissie, de dorpscommissie, een relevante organisatie die bij wet is aangewezen. , of de afdeling burgerzaken van de plaats waar de woonplaats van de afdeling is gevestigd, treedt op als tijdelijke voogd.
Eenmaal benoemd, mag een voogd niet zonder toestemming worden vervangen; indien een voogd zonder toestemming is vervangen, wordt de verantwoordelijkheid van de oorspronkelijk aangestelde voogd niet uitgeoefend.
Artikel 32 Indien er geen persoon is die wettelijk gekwalificeerd is als voogd, treedt de afdeling burgerzaken op als voogd en kan het wooncomité of dorpelingencomité van de woonplaats van de wijk ook optreden als voogd, indien zij dat wel zijn. bekwaam in het uitoefenen van de taken van voogd.
Artikel 33 Een volwassene met volledige bevoegdheid tot het verrichten van burgerrechtelijke rechtshandelingen kan, in afwachting van onvermogen in de toekomst, zijn naaste familieleden of andere personen of organisaties raadplegen die bereid zijn zijn voogd te zijn, en schriftelijk een voogd voor zichzelf benoemen, die de taken van voogd wanneer de volwassene de bekwaamheid tot het verrichten van civielrechtelijke rechtshandelingen geheel of gedeeltelijk verliest.
Artikel 34 De taken van een voogd zijn het vertegenwoordigen van de afdeling om burgerlijke rechtshandelingen te verrichten en de persoonlijke, eigendoms- en andere wettige rechten en belangen van de afdeling te beschermen.
De rechten van een voogd die voortvloeien uit de uitoefening van zijn taken zoals vereist door de wet, worden beschermd door de wet.
Een voogd die zijn taken niet nakomt of inbreuk maakt op de wettelijke rechten of belangen van de afdeling, is wettelijk aansprakelijk.
Wanneer een voogd tijdelijk niet in staat is zijn taken uit te voeren als gevolg van een noodgeval, zoals een onverwacht incident, waardoor de afdeling onbeheerd achterblijft, het wooncomité, het dorpelingencomité of de afdeling burgerzaken op de plaats waar het domicilie is gevestigd, treft een regeling als tijdelijke maatregel om de noodzakelijke levenszorg voor de afdeling te bieden.
Artikel 35 Een voogd vervult zijn taken in het belang van de afdeling. Een voogd mag niet over de eigendommen van de wijk beschikken, tenzij deze dient ter bescherming van de belangen van de afdeling.
Bij het uitoefenen van zijn taken en het nemen van beslissingen met betrekking tot de belangen van een minderjarige, respecteert een voogd van een minderjarige de ware wil van de minderjarige op basis van diens leeftijd en intelligentie.
Bij het vervullen van zijn taken dient een voogd van een volwassene de ware wil van de volwassene zoveel mogelijk te respecteren en de afdeling te verzekeren en te helpen bij het verrichten van civielrechtelijke handelingen die passen bij zijn intelligentie en mentale status. De voogd bemoeit zich niet met zaken die de afdeling zelfstandig kan regelen.
Artikel 36 Wanneer een voogd een van de volgende handelingen heeft verricht, zal de volksrechtbank, op verzoek van een relevante persoon of organisatie, de voogd diskwalificeren, de nodige tijdelijke maatregelen nemen en een nieuwe voogd aanstellen in het beste belang van de afdeling in overeenstemming met met de wet:
(1) het plegen van handelingen die de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de afdeling ernstig schaden;
(2) het niet uitvoeren van de taken van voogd, of niet in staat zijn om dergelijke taken uit te voeren, maar weigeren de taken geheel of gedeeltelijk aan anderen te delegeren, waardoor de afdeling in een wanhopige situatie terechtkomt; of
(3) deelnemen aan andere handelingen die een ernstige inbreuk vormen op de wettige rechten en belangen van de afdeling.
De relevante persoon en organisatie waarnaar in dit artikel wordt verwezen, omvat elke andere persoon die wettelijk gekwalificeerd is om voogd te zijn, het wooncomité, het dorpelingencomité, een school, een medische instelling, de vrouwenfederatie, de gehandicaptenfederatie, een kind. beschermingsorganisatie, een wettelijk opgerichte organisatie voor senioren, de afdeling burgerzaken en dergelijke.
Indien de voornoemde persoon en organisatie anders dan de afdeling burgerzaken, zoals vermeld in het vorige lid, de volksrechtbank niet tijdig verzoekt de voogd te diskwalificeren, zal de afdeling burgerzaken een dergelijk verzoek indienen bij de volksrechtbank.
Artikel 37 Een ouder, kind of echtgenoot die wettelijk verplicht is om voor het levensonderhoud van zijn wijk te betalen, moet deze verplichtingen blijven nakomen nadat hij door de volksrechtbank als voogd is gediskwalificeerd.
Artikel 38 Wanneer de ouder of het kind van een wijk, die door de volksrechtbank als voogd is gediskwalificeerd om andere redenen dan het plegen van een opzettelijke misdaad tegen de afdeling, en die zich oprecht heeft bekeerd en zijn leven heeft hersteld, zich tot de volksrechtbank wendt hersteld, kan de volksrechtbank, na de feitelijke situatie in overweging te nemen en na vervulling van de voorwaarde dat de ware wil van de afdeling wordt gerespecteerd, de voogd herstellen, en de voogdij tussen de afdeling en de voogd, die vervolgens door de volksrechtbank wordt benoemd na de diskwalificatie van de oorspronkelijke voogd wordt dus gelijktijdig beëindigd.
Artikel 39 De voogdij wordt beëindigd onder een van de volgende omstandigheden:
(1) de afdeling heeft de volledige capaciteit verworven of herwonnen voor het verrichten van civielrechtelijke rechtshandelingen;
(2) de voogd is incompetent geworden om een ​​voogd te zijn;
(3) de afdeling of de voogd overlijdt; of
(4) Elke andere omstandigheid waarin de volksrechtbank besluit de voogdij te beëindigen.
Indien een afdeling na beëindiging van de voogdij nog steeds een voogd nodig heeft, wordt overeenkomstig de wet een nieuwe voogd aangesteld.
Sectie 3 Verklaring van een vermiste persoon en verklaring van overlijden
Artikel 40 Als de verblijfplaats van een natuurlijke persoon twee jaar niet bekend is, kan een belanghebbende de volksrechtbank verzoeken de natuurlijke persoon als vermist te verklaren.
Artikel 41 De periode gedurende welke de verblijfplaats van een natuurlijke persoon niet bekend is, wordt gerekend vanaf de datum waarop de natuurlijke persoon sindsdien niet meer is vernomen. Indien een persoon wordt vermist tijdens een oorlog, wordt het tijdstip waarop zijn verblijfplaats onbekend wordt, geteld vanaf de datum waarop de oorlog is beëindigd of vanaf de datum zoals bepaald door de relevante autoriteit.
Artikel 42 Het vermogen van een vermiste persoon wordt ondergebracht bij zijn echtgenoot, meerderjarige kinderen, ouders of andere personen die bereid zijn het gezag op zich te nemen.
Wanneer er een geschil ontstaat over de bewaring van de eigendommen van een vermiste persoon, of de personen voorzien in het voorgaande lid niet beschikbaar of onbekwaam zijn voor een dergelijk doel, worden de goederen ondergebracht bij een persoon die is aangewezen door de volksrechtbank.
Artikel 43 Een bewaarder moet de eigendommen van de vermiste persoon naar behoren beheren en zijn eigendomsrechten beschermen.
De eventuele belastingen, schulden en andere opeisbare betalingsverplichtingen die door een vermiste persoon verschuldigd zijn, worden door de bewaarder betaald uit het bezit van de vermiste persoon.
Een bewaarder die opzettelijk of door grove nalatigheid schade toebrengt aan de eigendommen van de vermiste persoon, is tot schadevergoeding gehouden.
Artikel 44 Wanneer een bewaarder zijn taken van bewaarder niet nakomt, inbreuk maakt op de eigendomsrechten of belangen van de vermiste persoon, of indien de bewaarder onbekwaam wordt om een ​​bewaarder te zijn, kan een belanghebbende van de vermiste persoon de volksrechtbank verzoeken om vervanging de bewaarder.
Een bewaarder kan om gegronde redenen de volksrechtbank verzoeken een nieuwe bewaarder te benoemen om zichzelf te vervangen.
Wanneer de volksrechtbank een nieuwe bewaarder benoemt, heeft de nieuwe bewaarder het recht om de voormalige bewaarder te verzoeken het betreffende onroerend goed en een vastgoedbeheerrapport tijdig af te leveren.
Artikel 45 Wanneer een vermiste persoon opnieuw verschijnt, herroept de volksrechtbank, op verzoek van de genoemde persoon of een belanghebbende daarvan, de verklaring van vermissing.
Een vermiste persoon die opnieuw opduikt, heeft het recht om de bewaarder te verzoeken om het betreffende object en een vastgoedbeheerrapport tijdig af te leveren.
Artikel 46 Een belanghebbende kan de volksrechtbank verzoeken om aangifte van het overlijden van een natuurlijke persoon onder een van de volgende omstandigheden:
(1) de verblijfplaats van de natuurlijke persoon is al vier jaar onbekend; of
(2) de verblijfplaats van de natuurlijke persoon is sinds twee jaar onbekend als gevolg van een ongeval.
De eis van twee jaar voor een natuurlijke persoon om dood te worden verklaard, is niet van toepassing wanneer de verblijfplaats van de persoon niet bekend is als gevolg van een ongeval en als een relevante autoriteit verklaart dat het onmogelijk is dat de natuurlijke persoon nog in leven is.
Artikel 47 Wanneer een belanghebbende de volksrechtbank verzoekt om aangifte van het overlijden van een natuurlijke persoon, terwijl een andere belanghebbende verzoekt om aangifte van de vermiste persoon, verklaart de volksrechtbank dat de persoon dood is indien de voorwaarden voor aangifte van overlijden zoals voorgeschreven zijn. in deze Code zijn voldaan.
Artikel 48 Voor een persoon die dood is verklaard, wordt de datum waarop de volksrechtbank een vonnis uitspreekt waarin zijn dood wordt verklaard, beschouwd als de datum van zijn overlijden; voor een persoon die dood is verklaard omdat zijn verblijfplaats niet bekend is als gevolg van een ongeval, wordt de datum waarop het ongeval heeft plaatsgevonden, beschouwd als de datum van zijn overlijden.
Artikel 49 De aangifte van het overlijden van een nog in leven zijnde natuurlijke persoon laat de gevolgen van de burgerrechtelijke rechtshandelingen die de persoon heeft verricht gedurende de geldigheidsduur van de overlijdensverklaring onverlet.
Artikel 50 Wanneer een doodverklaarde persoon opnieuw verschijnt, herroept de volksrechtbank, op verzoek van de persoon of een belanghebbende daarvan, de aangifte van zijn overlijden.
Artikel 51 De echtelijke relatie met een overledene houdt op te bestaan ​​vanaf de datum waarop de aangifte van zijn overlijden is gedaan. Wanneer de overlijdensverklaring wordt herroepen, wordt de bovengenoemde huwelijksrelatie automatisch hervat vanaf de datum waarop de overlijdensverklaring is ingetrokken, behalve wanneer de echtgenoot met iemand anders is getrouwd of schriftelijk aan de huwelijksregistratie-instantie verklaart dat hij niet bereid is het huwelijk te hervatten. .
Artikel 52 Indien een kind van een doodverklaarde persoon op wettige wijze door anderen is geadopteerd gedurende de periode dat de aangifte van overlijden van kracht is, mag de doodverklaarde persoon na herroeping van de aangifte van zijn overlijden niet beweren dat de adoptie ongeldig is op de grond dat zijn kind zonder zijn toestemming is geadopteerd.
Artikel 53 Wanneer een verklaring van overlijden van een persoon wordt herroepen, heeft de persoon het recht om degenen die zijn eigendom hebben verkregen op grond van Boek VI van deze Code te verzoeken om teruggave van het goed, of om een ​​passende vergoeding te betalen als het goed niet kan worden teruggegeven.
Wanneer een belanghebbende de ware informatie verbergt en ervoor zorgt dat een natuurlijke persoon dood wordt verklaard om het bezit van laatstgenoemde te verkrijgen, moet de belanghebbende, naast het teruggeven van het onrechtmatig verkregen bezit, de aldus veroorzaakte schade vergoeden.
Afdeling 4 Individuele industriële en commerciële huishoudens en huishoudens met contractueel beheer op het platteland
Artikel 54 Een natuurlijke persoon die een nijverheids- of handelsbedrijf drijft, kan het, in overeenstemming met de wet, inschrijven als een door een individu geleid industrieel en commercieel huishouden. Een industrieel en commercieel huishouden kan een handelsnaam hebben.
Artikel 55 Leden van een economisch collectief op het platteland aan wie, in overeenstemming met de wet, een origineel contract is verleend om een ​​perceel plattelandsgrond te exploiteren en die zich bezighouden met de exploitatie van het land op basis van huishoudens, zijn huishoudens met contractueel beheer op het platteland.
Artikel 56 De schulden van een door een individu geleid industrieel en commercieel huishouden worden betaald uit de activa van de natuurlijke persoon die het bedrijf in eigen naam drijft of uit het gezinsvermogen van de persoon indien het bedrijf wordt geëxploiteerd in naam van het huishouden, of, als het onmogelijk is om te bepalen of het bedrijf wordt geëxploiteerd in naam van het individu of in naam van het huishouden van het individu, uit het gezinsvermogen van het individu.
De schulden van een huishouden met contractueel beheer op het platteland worden betaald uit de activa van het huishouden dat betrokken is bij de exploitatie op de gecontracteerde plattelandsgrond, of uit het deel van de activa van de gezinsleden die daadwerkelijk deelnemen aan een dergelijke operatie.
Hoofdstuk III Rechtspersonen
Sectie 1 Algemene regels
Artikel 57 Een rechtspersoon is een organisatie die burgerrechtelijke rechten en burgerlijk rechtshandelingen kan uitoefenen, zelfstandig burgerrechtelijke rechten geniet en civielrechtelijke verplichtingen op zich neemt.
Artikel 58 Een rechtspersoon wordt opgericht in overeenstemming met de wet.
Een rechtspersoon heeft zijn eigen naam, bestuursstructuur, woonplaats en activa of fondsen. De specifieke voorwaarden en procedures voor de oprichting van een rechtspersoon zijn in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
Indien er wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn die bepalen dat de oprichting van een rechtspersoon afhankelijk is van de goedkeuring van een relevante autoriteit, worden die bepalingen gevolgd.
Artikel 59 De bekwaamheid van een rechtspersoon om burgerrechtelijke rechten te genieten en om civielrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, worden verworven bij de oprichting van de rechtspersoon en houden op bij beëindiging van de rechtspersoon.
Artikel 60 Een rechtspersoon aanvaardt onafhankelijk burgerlijke aansprakelijkheid voor al zijn activa.
Artikel 61 De persoon die belast is met de vertegenwoordiging van een rechtspersoon bij het uitoefenen van burgerlijke activiteiten in overeenstemming met de wet of de statuten van de rechtspersoon, is de wettelijke vertegenwoordiger van de rechtspersoon.
De juridische gevolgen van de burgerlijke activiteiten die de wettelijke vertegenwoordiger in naam van de rechtspersoon uitvoert, worden gedragen door de rechtspersoon.
Eventuele beperkingen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de wettelijke vertegenwoordiger die is bepaald in de statuten of opgelegd door het bestuursorgaan van de rechtspersoon, kunnen niet worden tegengeworpen aan een derde te goeder trouw.
Artikel 62 Indien een wettelijke vertegenwoordiger van een rechtspersoon anderen schade berokkent bij de uitoefening van zijn verantwoordelijkheden, wordt de aldus ontstane burgerlijke aansprakelijkheid door de rechtspersoon gedragen.
Na het aanvaarden van voormelde burgerlijke aansprakelijkheid, heeft de rechtspersoon recht op schadeloosstelling, in overeenstemming met de wet of zijn statuten, tegen zijn wettelijke vertegenwoordiger die in gebreke is gebleven.
Artikel 63 De woonplaats van een rechtspersoon is de plaats waar zijn hoofdbestuur is gevestigd. Wanneer een rechtspersoon wettelijk verplicht is te zijn geregistreerd, wordt de plaats van zijn hoofdbestuur als domicilie geregistreerd.
Artikel 64 Wanneer zich een wijziging voordoet in een aangelegenheid die is geregistreerd tijdens de bestaansduur van een rechtspersoon, dient de rechtspersoon de registratieautoriteit in overeenstemming met de wet om wijziging van zijn inschrijving te verzoeken.
Artikel 65 De feitelijke situatie van een rechtspersoon, die onverenigbaar is met wat bij de inschrijving is opgetekend, kan niet tegen een derde te goeder trouw worden aangevoerd.
Artikel 66 De registratieautoriteit plaatst, in overeenstemming met de wet, tijdig een openbare kennisgeving van de informatie die door een rechtspersoon bij registratie is geregistreerd.
Artikel 67 In het geval van een fusie tussen of tussen rechtspersonen, komen de rechten en plichten van die rechtspersonen voor en worden deze overgenomen door de langstlevende rechtspersoon.
In geval van splitsing van een rechtspersoon worden de rechten en plichten van de rechtspersoon hoofdelijk genoten en overgenomen door de na splitsing opgerichte rechtspersonen, tenzij anders overeengekomen door zijn schuldeisers en schuldenaars.
Artikel 68 Als een van de volgende oorzaken bestaat, wordt een rechtspersoon beëindigd nadat hij de liquidatie en uitschrijving heeft voltooid in overeenstemming met de wet:
(1) de rechtspersoon wordt ontbonden;
(2) de rechtspersoon is failliet verklaard; of
(3) er is een andere oorzaak zoals voorzien door de wet. Indien er wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn die bepalen dat de beëindiging van een rechtspersoon afhankelijk is van de goedkeuring van de relevante autoriteit, worden die bepalingen gevolgd.
Artikel 69 Een rechtspersoon wordt ontbonden onder een van de volgende omstandigheden:
Artikel 69 Een rechtspersoon wordt ontbonden onder een van de volgende omstandigheden:
(1) de termijn bepaald in de statuten loopt af, of er bestaat een andere reden tot ontbinding zoals bepaald in de statuten;
(2) het bestuursorgaan van de rechtspersoon neemt een besluit tot ontbinding van de rechtspersoon;
(3) de rechtspersoon moet worden ontbonden vanwege een fusie of splitsing;
(4) de bedrijfsvergunning of het kentekenbewijs van de rechtspersoon is wettelijk ingetrokken, of de rechtspersoon heeft een bevel tot beëindiging ontvangen of is ontbonden; of
(5) er is een andere omstandigheid zoals voorzien door de wet.
Artikel 70 Bij ontbinding van een rechtspersoon om andere redenen dan fusie of splitsing, wordt door de liquidatieplichtigen tijdig een liquidatiecommissie ingesteld om de rechtspersoon te liquideren.
Tenzij anders bepaald door wetten of administratieve voorschriften, zijn leden van het uitvoerend of besluitvormend orgaan van de rechtspersoon, zoals de bestuurders of raadsleden, de personen die verplicht zijn de rechtspersoon te liquideren.
De personen met de plicht om de rechtspersoon te liquideren die niet op tijd zijn plichten nakomt en anderen schade berokkenen, zijn burgerlijk aansprakelijk; de bevoegde autoriteit of een belanghebbende kan de volksrechtbank verzoeken de relevante personen aan te wijzen om een ​​liquidatiecommissie te vormen om de rechtspersoon te liquideren.
Artikel 71 De procedure voor de liquidatie van een rechtspersoon en de autoriteiten van een liquidatiecomité moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de relevante wetten; Bij gebreke van een dergelijke bepaling worden de relevante regels van het vennootschapsrecht mutatis mutandis toegepast.
Artikel 72 Tijdens de liquidatieperiode blijft een rechtspersoon bestaan, maar mag hij geen enkele activiteit uitoefenen die geen verband houdt met de liquidatie.
Tenzij de wet anders bepaalt, worden na voltooiing van de vereffening alle resterende activa van een vereffende rechtspersoon verdeeld in overeenstemming met de statuten of het besluit van het bestuursorgaan.
Een rechtspersoon wordt beëindigd nadat de liquidatie en uitschrijving is voltooid; een rechtspersoon die niet wettelijk verplicht is om geregistreerd te zijn, houdt op te bestaan ​​na voltooiing van de vereffening.
Artikel 73 Een failliet verklaarde rechtspersoon wordt beëindigd na voltooiing van de faillissementsvereffening en uitschrijving in overeenstemming met de wet.
Artikel 74 Een rechtspersoon kan bijkantoren vestigen in overeenstemming met de wet. Indien er wetten of administratieve voorschriften zijn die bepalen dat een dergelijk bijkantoor moet worden geregistreerd, worden die bepalingen gevolgd.
Wanneer een filiaal van een rechtspersoon in eigen naam burgerlijke activiteiten ontplooit, wordt de aldus ontstane burgerlijke aansprakelijkheid door de rechtspersoon gedragen; de wettelijke aansprakelijkheid kan eerst worden betaald uit de activa die door het bijkantoor worden beheerd, en elk tekort wordt door de rechtspersoon gedekt.
Artikel 75 De rechtsgevolgen van de burgerlijke activiteiten die een oprichter verricht met het oog op de oprichting van een rechtspersoon, worden gedragen door de rechtspersoon; of, in het geval dat er geen rechtspersoon met succes wordt opgericht, door de oprichter, of de oprichters gezamenlijk en hoofdelijk als er twee of meer van hen zijn.
Wanneer een oprichter in eigen naam burgerlijke activiteiten ontplooit met het oog op de oprichting van een rechtspersoon en aldus burgerlijke aansprakelijkheid oploopt, kan een derde schuldeiser ervoor kiezen om de rechtspersoon of de oprichter te verzoeken de aansprakelijkheid te dragen.
Sectie 2 Rechtspersonen met winstoogmerk
Artikel 76 Een rechtspersoon met winstoogmerk is een rechtspersoon die is opgericht om winst te maken en de winst onder zijn aandeelhouders en andere kapitaalverschaffers uit te keren.
Rechtspersonen met winstoogmerk zijn onder meer vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, sluiten zich aan bij naamloze vennootschappen op aandelen en andere ondernemingen met de rechtspersoonstatus.
Artikel 77 Een rechtspersoon met winstoogmerk wordt opgericht bij registratie in overeenstemming met de wet.
Artikel 78 De registratieautoriteit geeft een bedrijfsvergunning af aan een wettelijk opgerichte rechtspersoon met winstoogmerk. De datum van afgifte van de bedrijfsvergunning is de datum van oprichting van de winstgevende rechtspersoon.
Artikel 79 Om een ​​rechtspersoon met winstoogmerk op te richten, worden er statuten opgesteld in overeenstemming met de wet.
Artikel 80 Een rechtspersoon met winstoogmerk richt een bestuursorgaan op.
Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om de statuten van de rechtspersoon te herzien, leden van het uitvoerend of toezichthoudend orgaan te kiezen of te vervangen, en om andere taken uit te voeren die in de statuten zijn bepaald.
Artikel 81 Een rechtspersoon met winstoogmerk richt een uitvoerend orgaan op.
Het uitvoerend orgaan heeft de bevoegdheid om vergaderingen van het bestuursorgaan bijeen te roepen, te beslissen over bedrijfs- en investeringsplannen, een interne managementstructuur op te zetten en andere verantwoordelijkheden uit te voeren die zijn vastgelegd in de statuten van de rechtspersoon.
Indien het uitvoerend orgaan van een rechtspersoon de raad van bestuur of de uitvoerend bestuurder is, is de wettelijke vertegenwoordiger de voorzitter van de raad van bestuur, de uitvoerend bestuurder of de zaakvoerder, zoals bepaald in de statuten. Indien er geen raad van bestuur of uitvoerend bestuurder is opgericht, is de persoon met de belangrijkste verantwoordelijkheden zoals bepaald in de statuten het uitvoerend orgaan en de wettelijke vertegenwoordiger van de rechtspersoon.
Artikel 82 Indien een rechtspersoon met winstoogmerk een toezichthoudend orgaan opricht, zoals een raad van toezichthouders of een toezichthouder, heeft het toezichthoudend orgaan, in overeenstemming met de wet, de bevoegdheid om de financiële aangelegenheden van de rechtspersoon te inspecteren, toezicht te houden op de taakuitoefening door de leden van het uitvoerend orgaan en de senior management officers van de rechtspersoon, en andere verantwoordelijkheden vervullen zoals bepaald in de statuten.
Artikel 83 Een kapitaalverstrekker van een rechtspersoon met winstoogmerk mag zijn rechten als zodanig niet misbruiken om de belangen van de rechtspersoon of enige andere kapitaalverstrekker te schaden. Een kapitaalbijdrager die misbruik maakt van dergelijke rechten en schade toebrengt aan de rechtspersoon of enige andere kapitaalverstrekker, is civielrechtelijk aansprakelijk in overeenstemming met de wet.
Een kapitaalverstrekker van een rechtspersoon met winstoogmerk mag de onafhankelijke status van de rechtspersoon en zijn eigen status van beperkte aansprakelijkheid niet misbruiken om de belangen van de schuldeisers van de rechtspersoon te schaden. Een kapitaalverstrekker die de onafhankelijke status van de rechtspersoon of zijn eigen status van beperkte aansprakelijkheid misbruikt om de terugbetaling van schulden te ontduiken en aldus de belangen van de schuldeisers van de rechtspersoon ernstig schaadt, is hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen van de rechtspersoon.
Artikel 84 De controlerende kapitaalinbrengers, feitelijke controllers, directeuren, toezichthouders en senior managementfunctionarissen van een rechtspersoon met winstoogmerk zullen de belangen van de rechtspersoon niet schaden door voordeel te halen uit eventuele verbonden relaties, en zullen elk verlies dat aldus wordt toegebracht aan de rechtspersoon.
Artikel 85 Een kapitaalverstrekker van een rechtspersoon met winstoogmerk kan de volksrechtbank verzoeken een besluit in te trekken dat is genomen tijdens een vergadering van het bestuursorgaan of het uitvoerend orgaan van de rechtspersoon, indien de procedure voor het bijeenroepen van de vergadering of de stemmethode daarvan in strijd is met de wetten, administratieve voorschriften of de statuten van de rechtspersoon, of, indien de inhoud van het besluit in strijd is met de statuten, op voorwaarde dat er reeds een burgerrechtelijke relatie bestaat tussen de rechtspersoon en een bonafide derde op basis van een dergelijke resolutie worden niet beïnvloed.
Artikel 86 Een rechtspersoon met winstoogmerk neemt bij het uitoefenen van operationele activiteiten de handelsethiek in acht, handhaaft de veiligheid van transacties, onderwerpt zich aan het toezicht van de regering en het publiek en neemt sociale verantwoordelijkheden op zich.
Sectie 3 Rechtspersonen zonder winstoogmerk
Artikel 87 Een rechtspersoon zonder winstoogmerk is een rechtspersoon die is opgericht met het oog op het algemeen welzijn of andere doeleinden zonder winstoogmerk en die geen winst uitkeert aan zijn kapitaalverstrekkers, oprichters of leden.
Rechtspersonen zonder winstoogmerk zijn onder meer openbare instellingen, maatschappelijke organisaties, stichtingen, instellingen voor sociale dienstverlening en dergelijke.
Artikel 88 Een openbare instelling die is opgericht met het oog op het verlenen van openbare diensten om te voorzien in de behoeften van economische en sociale ontwikkeling, verkrijgt de status van rechtspersoon van een openbare instelling indien zij voldoet aan de vereisten om een ​​rechtspersoon te zijn en wettelijk als zodanig geregistreerd is; indien de wet niet vereist dat een dergelijke openbare instelling wordt geregistreerd, verkrijgt zij vanaf de datum van oprichting de status van rechtspersoon van een openbare instelling.
Artikel 89 Wanneer een rechtspersoon van een openbare instelling een raad opricht, is de raad zijn besluitvormend orgaan, tenzij de wet anders bepaalt. De wettelijke vertegenwoordiger van een rechtspersoon van een openbare instelling wordt gekozen in overeenstemming met de bepalingen van de wetten, administratieve voorschriften of de statuten van de rechtspersoon.
Artikel 90 Een sociale organisatie die is opgericht op basis van de gemeenschappelijke wil van haar leden met een non-profitdoel, zoals het algemeen welzijn of het algemeen belang van alle leden, verkrijgt de status van rechtspersoon van een sociale organisatie als zij voldoet aan de vereisten om een rechtspersoon en is wettelijk als zodanig geregistreerd. Waar de wet niet vereist dat een dergelijke sociale organisatie wordt geregistreerd, verkrijgt zij vanaf de datum van oprichting de status van een rechtspersoon van een sociale organisatie.
Artikel 91 Om een ​​rechtspersoon van de sociale organisatie op te richten, worden er statuten opgesteld in overeenstemming met de wet.
Een rechtspersoon van een sociale organisatie richt een bestuursorgaan op, zoals een ledenvergadering of een vergadering van de ledenvertegenwoordigers.
Een rechtspersoon van de sociale organisatie richt een uitvoerend orgaan op, zoals een raad. De voorzitter van de raad, de president of een persoon met gelijkaardige verantwoordelijkheden treden, in overeenstemming met de statuten, op als de wettelijke vertegenwoordiger van de rechtspersoon.
Artikel 92 Een stichting of een instelling voor sociale dienstverlening opgericht met geschonken goederen ten behoeve van het algemeen welzijn verkrijgt de status van begiftigde rechtspersoon indien zij voldoet aan de vereisten om rechtspersoon te zijn en wettelijk als zodanig geregistreerd is.
Een site die wettelijk is opgericht om religieuze activiteiten te houden, kan worden geregistreerd als een rechtspersoon en de status van een begiftigde rechtspersoon krijgen als deze voldoet aan de vereisten om een ​​rechtspersoon te zijn. Waar er wetten of administratieve voorschriften zijn die voorzien in religieuze plaatsen, zullen dergelijke bepalingen worden gevolgd.
Artikel 93 Om een ​​bijzondere rechtspersoon op te richten, worden er statuten opgesteld in overeenstemming met de wet.
Een bijzondere rechtspersoon richt een besluitvormend orgaan op, zoals een raad of een andere vorm van democratisch bestuursorgaan, en een uitvoerend orgaan. De voorzitter van de raad of een persoon met gelijkaardige verantwoordelijkheden treedt, in overeenstemming met de statuten, op als de wettelijke vertegenwoordiger van de rechtspersoon.
Een bijzondere rechtspersoon richt een toezichthoudend orgaan op, zoals een raad van toezichthouders.
Artikel 94 Een schenker heeft het recht om onderzoek te doen naar en opmerkingen en suggesties te doen over de uitgaven en het beheer van het goed dat hij aan een begiftigde rechtspersoon heeft geschonken, en de begiftigde rechtspersoon moet eerlijk en tijdig reageren.
Indien een besluit wordt genomen door het besluitvormende orgaan, het uitvoerend orgaan of de wettelijke vertegenwoordiger van een begiftigde rechtspersoon, indien de besluitvormingsprocedure in strijd is met de wetten, administratieve voorschriften of de statuten van de rechtspersoon, of , als de inhoud van de beslissing in strijd is met de statuten, kan een schenker of een andere belanghebbende persoon, of de bevoegde autoriteit de volksrechtbank verzoeken de beslissing te herroepen, op voorwaarde dat er reeds een burgerrechtelijke relatie is gevormd tussen de begiftigde rechtspersoon en een een bonafide derde persoon die op een dergelijke beslissing is gebaseerd, wordt niet beïnvloed.
Artikel 95 Wanneer een rechtspersoon zonder winstoogmerk opgericht met het oog op het algemeen welzijn eindigt, mag hij de resterende activa niet verdelen onder zijn kapitaalinbrengers, oprichters of leden. Het resterende vermogen wordt verder aangewend ten behoeve van het algemeen welzijn, zoals bepaald in de statuten of het besluit van het bestuursorgaan; indien het niet mogelijk is om dergelijke resterende activa te vervreemden in overeenstemming met de statuten of het besluit van het bestuursorgaan, neemt de bevoegde autoriteit de overdracht van de activa over aan een andere rechtspersoon met dezelfde of soortgelijke een openbare kennisgeving.
Sectie 4 Bijzondere rechtspersonen
Artikel 96 Voor de toepassing van deze afdeling zijn rechtspersonen van staatsorganen, collectieve economische rechtspersonen op het platteland, rechtspersonen voor coöperatieve economische organisaties in de stad en op het platteland en rechtspersonen met zelfbesturende organisaties op primair niveau bijzondere soorten rechtspersonen.
Artikel 97 Een staatsorgaan met onafhankelijke begrotingen of een wettelijk erkende instelling die administratieve functies vervult, wordt vanaf de datum van oprichting gekwalificeerd als een staatsorgaan-rechtspersoon en mag civiele activiteiten ontplooien die nodig zijn voor de vervulling van zijn verantwoordelijkheden.
Artikel 98 Een rechtspersoon van een staatsorgaan eindigt wanneer het staatsorgaan wordt gesloten en zijn burgerrechtelijke rechten en plichten worden genoten en overgenomen door de opvolgende rechtspersoon van het staatsorgaan; bij afwezigheid van een opvolgend staatsorgaan, worden de genoemde rechten en plichten genoten en overgenomen door de rechtspersoon van het staatsorgaan die het besluit heeft genomen om het te sluiten.
Artikel 99 Een landelijk economisch collectief verkrijgt de status van een rechtspersoon in overeenstemming met de wet.
Indien er wetten of bestuursrechtelijke bepalingen zijn die voorzien in economische collectieven op het platteland, worden die bepalingen gevolgd.
Artikel 100 Een economische coöperatie in de stad of op het platteland verkrijgt de status van rechtspersoon in overeenstemming met de wet.
Wanneer er wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn die voorzien in economische coöperaties in steden en op het platteland, worden die bepalingen gevolgd.
Artikel 101 Een stadsbewonerscomité of een dorpelingencomité verkrijgt als een autonome organisatie op primair niveau de status van een rechtspersoon en kan burgerlijke activiteiten ontplooien die nodig zijn voor de vervulling van hun verantwoordelijkheden.
Als er geen economisch dorpscollectief is opgericht, kan het dorpelingencomité, in overeenstemming met de wet, de verantwoordelijkheden van een economisch dorpscollectief uitoefenen.
Hoofdstuk IV Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid
Artikel 102 Een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid is een organisatie die niet de status van rechtspersoon heeft, maar in overeenstemming met de wet in eigen naam civiele activiteiten mag ontplooien.
Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid zijn onder meer eenmanszaken, partnerschappen, professionele dienstverlenende instellingen die niet de status van rechtspersoon hebben, en dergelijke.
Artikel 103 Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid worden geregistreerd in overeenstemming met de wet.
Indien wet- of bestuursrechtelijke bepalingen bepalen dat de oprichting van een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid onderworpen moet zijn aan goedkeuring door de relevante autoriteit, dienen dergelijke bepalingen te worden gevolgd.
Artikel 104 Wanneer een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid insolvent wordt, aanvaarden haar kapitaalbijdragers of -promotoren onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de organisatie, tenzij de wet anders bepaalt.
Artikel 105 Een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid kan een of meer leden aanwijzen om de organisatie te vertegenwoordigen bij het ontplooien van civiele activiteiten.
Artikel 106 Een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid wordt ontbonden onder elk van de volgende omstandigheden:
(1) wanneer de termijn bepaald in de statuten verstrijkt of enige andere reden tot ontbinding zoals bepaald in de statuten bestaat;
(2) wanneer zijn kapitaalbijdragers of -promotoren besluiten het te ontbinden; of
(3) indien ontbinding vereist is onder alle andere omstandigheden zoals voorzien door de wet.
Artikel 107 Bij ontbinding wordt een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid ontbonden in overeenstemming met de wet.
Artikel 108 Naast de bepalingen in dit hoofdstuk, zijn de bepalingen in afdeling 1 van hoofdstuk III van dit boek mutatis mutandis van toepassing op organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.
Hoofdstuk V Burgerrechtelijke rechten
Artikel 109 De persoonlijke vrijheid en waardigheid van een natuurlijke persoon wordt beschermd door de wet.
Artikel 110 Een natuurlijke persoon geniet het recht op leven, het recht op lichamelijke integriteit, het recht op gezondheid, het recht op naam, het recht op gelijkenis, het recht op reputatie, het recht op eer, het recht op privacy en het recht naar vrijheid van huwelijk.
Een rechtspersoon of een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid geniet het recht op de naam van de entiteit, het recht op reputatie en het recht op eer.
Artikel 111 De persoonsgegevens van een natuurlijke persoon zijn wettelijk beschermd. Elke organisatie of persoon die toegang moet hebben tot de persoonlijke informatie van anderen, moet dit doen in overeenstemming met de wet en de veiligheid van dergelijke informatie garanderen, en mag de persoonlijke informatie van anderen niet illegaal verzamelen, gebruiken, verwerken of verzenden, of illegaal verhandelen, verstrekken of publiceren zulke informatie.
Artikel 112 De persoonlijke rechten van een natuurlijke persoon die voortvloeien uit een huwelijkse of familiale relatie worden beschermd door de wet.
Artikel 113 De eigendomsrechten van de personen van het burgerlijk recht worden eveneens door de wet beschermd.
Artikel 114 Personen van het burgerlijk recht genieten zakelijke rechten in overeenstemming met de wet.
Werkelijke rechten zijn de rechten om rechtstreeks en exclusief controle uit te oefenen over een specifiek ding door de rechthebbende in overeenstemming met de wet, die bestaat uit het eigendom, het recht op vruchtgebruik en zekerheden in het onroerend goed.
Artikel 115 Onroerend goed bestaat uit onroerende en onroerende goederen. Wanneer de wet bepaalt dat een recht moet worden behandeld als een eigendom waarop een zakelijk recht rust, worden die bepalingen gevolgd.
Artikel 116 De categorieën en inhoud van de zakelijke rechten zijn bij wet geregeld.
Artikel 117 Wanneer, om het algemeen belang, een onteigend of roerend goed wordt onteigend of gevorderd overeenkomstig de omvang van de bevoegdheid en de procedure waarin de wet voorziet, wordt een billijke en redelijke vergoeding betaald.
Artikel 118 Personen van het burgerlijk recht hebben overeenkomstig de wet persoonlijke rechten.
Een persoonlijk recht is het recht van een schuldeiser om een ​​specifieke debiteur te verzoeken een bepaalde handeling al dan niet te verrichten, zoals voortvloeiend uit een contract, een onrechtmatige daad, een onderhandelingsprocedure of een ongerechtvaardigde verrijking, of anderszins van rechtswege ontstaan. .
Artikel 119 Een contract dat in overeenstemming met de wet tot stand is gekomen, is juridisch bindend voor de partijen bij het contract.
Artikel 120 Wanneer iemands burgerrechtelijke rechten en belangen worden geschonden als gevolg van een onrechtmatige daad, heeft de persoon het recht om de onrechtmatige daad te verzoeken om aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad.
Artikel 121 Een persoon die, zonder wettelijke of contractuele verplichting, beheeractiviteiten ontplooit om te voorkomen dat een ander zijn belangen verliest, heeft het recht om de genoemde andere persoon die daaruit een uitkering ontvangt, te verzoeken om de noodzakelijke kosten die aldus zijn gemaakt te vergoeden.
Artikel 122 Wanneer een persoon onrechtvaardige belangen verkrijgt ten koste van andermans verlies zonder juridische reden, heeft de aldus benadeelde persoon het recht om de verrijkte persoon te verzoeken om restitutie.
Artikel 123 De personen van het burgerlijk recht genieten intellectuele eigendomsrechten in overeenstemming met de wet.
Intellectuele eigendomsrechten zijn de exclusieve rechten die de rechthebbenden genieten in overeenstemming met de wet met betrekking tot de volgende onderwerpen:
(1) werkt;
(2) uitvindingen, nieuwe gebruiksmodellen of ontwerpen;
(3) handelsmerken;
(4) geografische aanduidingen;
(5) handelsgeheimen;
(6) lay-outontwerpen van geïntegreerde schakelingen;
(7) nieuwe plantensoorten; en
(8) de andere onderwerpen zoals bepaald door de wet.
Artikel 124 Een natuurlijke persoon heeft recht op erfopvolging in overeenstemming met de wet.
Privé-eigendom dat rechtmatig in het bezit is van een natuurlijk persoon, kan in overeenstemming met de wet worden overgedragen door erfopvolging.
Artikel 125 De personen van het burgerlijk recht genieten volgens de wet aandeelhoudersrechten en andere investeerdersrechten.
Artikel 126 De personen van het burgerlijk recht genieten andere burgerrechtelijke rechten en belangen, zoals bepaald door de wet.
Artikel 127 Indien er wetten zijn die in het bijzonder voorzien in de bescherming van gegevens en virtuele online activa, worden die bepalingen gevolgd.
Artikel 128 Indien er wetten zijn die in het bijzonder voorzien in de bescherming van de burgerrechtelijke rechten van minderjarigen, ouderen, gehandicapten, vrouwen of consumenten, worden die bepalingen gevolgd.
Artikel 129 Burgerrechtelijke rechten kunnen worden verworven door het verrichten van een burgerlijke rechtshandeling, het feit dat een feitelijke handeling plaatsvindt, het plaatsvinden van een gebeurtenis zoals voorgeschreven door de wet of door andere middelen waarin de wet voorziet.
Artikel 130 De personen van het burgerlijk recht genieten hun burgerrechtelijke rechten naar eigen wil en in overeenstemming met de wet, vrij van enige inmenging.
Artikel 131 Bij de uitoefening van burgerlijke rechten komen de personen van het burgerlijk recht hun verplichtingen na die door de wet zijn bepaald en met de andere partijen zijn overeengekomen.
Artikel 132 Niemand van het burgerlijk recht zal zijn burgerrechtelijke rechten misbruiken en de belangen van de staat, de openbare belangen of de wettige rechten en belangen van anderen schaden.
Hoofdstuk VI Burgerlijk rechtshandelingen
Sectie 1 Algemene regels
Artikel 133 Een burgerlijke rechtshandeling is een handeling waarbij een persoon van het burgerlijk recht, door middel van een bedoeling, een burgerlijke rechtsbetrekking tot stand brengt, wijzigt of beëindigt.
Artikel 134 Een burgerlijke rechtshandeling kan worden verricht door middel van eenparige instemming van twee of meer partijen, of door de eenzijdige wilsuiting van een partij.
Indien een rechtspersoon of een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid een besluit neemt in overeenstemming met de procedure en de stemmethode voorzien door de wet of bepaald in de statuten, wordt een dergelijk besluit tot stand gebracht als een burgerlijke rechtshandeling.
Artikel 135 Een burgerlijke rechtshandeling kan schriftelijk, mondeling of in enige andere vorm worden gedaan; wanneer een specifieke vorm wordt vereist door wetten of administratieve voorschriften, of overeengekomen door de partijen, zal dit in een dergelijke vorm gebeuren.
Artikel 136 Tenzij de wet anders bepaalt of door de partijen is overeengekomen, wordt een burgerlijke rechtshandeling van kracht op het moment dat deze wordt vervuld.
Een persoon die een burgerlijke rechtshandeling verricht, mag de handeling niet zonder toestemming wijzigen of intrekken, tenzij dit in overeenstemming is met de wet of met toestemming van de andere partij.
Sectie 2 Uitdrukking van de bedoeling
Artikel 137 Een intentie-uitdrukking in een real-time communicatie wordt van kracht vanaf het moment dat de persoon aan wie de intentie is geuit, zich bewust is van de inhoud ervan.
Een uiting van intentie in een andere vorm dan een realtime communicatie wordt van kracht vanaf het moment dat deze de persoon bereikt aan wie de intentie is geuit. Indien een dergelijke intentie tot uitdrukking wordt gebracht door middel van een elektronisch databericht en de persoon aan wie de intentie is geuit een specifiek gegevensontvangstsysteem heeft aangewezen, wordt het van kracht vanaf het moment dat een dergelijk databericht dat systeem binnenkomt; waar geen gegevensontvangend systeem specifiek is aangewezen, wordt het van kracht vanaf het moment dat de persoon aan wie de bedoeling is geuit, weet of had moeten weten dat het gegevensbericht het systeem is binnengekomen. Indien de partijen anders zijn overeengekomen over het effectieve tijdstip van de intentieverklaring in de vorm van een elektronisch databericht, prevaleert een dergelijke overeenkomst.
Artikel 138 Wanneer een intentieverklaring niet aan een specifieke persoon wordt gedaan, wordt deze van kracht wanneer de uiting is voltooid, tenzij de wet anders bepaalt.
Artikel 139 Een uiting van intentie door middel van een openbare kennisgeving wordt van kracht op het moment dat de openbare kennisgeving wordt gepost.
Artikel 140 Een persoon die een burgerrechtelijke rechtshandeling verricht, kan uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn bedoeling kenbaar maken.
Stilzwijgen wordt alleen als een uiting van intentie beschouwd wanneer dit door de wet is bepaald, door de partijen is overeengekomen of in overeenstemming is met de handelswijze tussen de partijen.
Artikel 141 Een persoon die een burgerrechtelijke rechtshandeling verricht, kan een blijk van opzet intrekken. De kennisgeving van intrekking van de intentieverklaring dient de wederpartij te bereiken vóór of tegelijkertijd met de ontvangst van de intentieverklaring door de tegenpartij.
Artikel 142 Wanneer een bedoeling kenbaar wordt gemaakt aan een andere persoon, wordt de betekenis van de uitdrukking geïnterpreteerd in overeenstemming met de gebruikte woorden en zinnen, met verwijzing naar de relevante termen, de aard en het doel van de burgerlijke rechtshandeling, de gewoonte en het principe van goede trouw.
Wanneer er geen uiting is gegeven aan een bepaalde persoon, wordt de ware bedoeling van de persoon die een civiele rechtshandeling uitvoert niet alleen geïnterpreteerd op basis van de gebruikte woorden en zinnen, maar samen met de relevante termen, de aard en het doel van de civiele rechtshandeling. rechtshandeling, gewoonte en het beginsel van goede trouw.
Sectie 3 Effect van een burgerlijk rechtshandeling
Artikel 143 Een burgerlijke rechtshandeling is geldig indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
(1) de persoon die de handeling verricht, beschikt over de vereiste capaciteit om civielrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;
(2) de bedoeling van de persoon is waar; en
(3) de handeling is niet in strijd met dwingende bepalingen van wetten of administratieve voorschriften, noch in strijd met de openbare orde of goede zeden.
Artikel 144 Een burgerlijke rechtshandeling verricht door een persoon die niet bevoegd is tot het verrichten van burgerrechtelijke rechtshandelingen, is nietig.
Artikel 145 Een burgerlijke rechtshandeling, verricht door een persoon met een beperkte bekwaamheid tot het verrichten van burgerrechtelijke rechtshandelingen die de persoon uitsluitend ten goede komt of passend is bij de leeftijd, intelligentie of mentale status van de persoon, is geldig; elke andere burgerrechtelijke handeling verricht door een dergelijke persoon is geldig indien toestemming of bekrachtiging is verkregen van zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Een derde die betrokken is bij de handeling verricht door een persoon met een beperkte bekwaamheid om civielrechtelijke handelingen te verrichten, kan de wettelijke vertegenwoordiger van laatstgenoemde verzoeken de handeling binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving te bekrachtigen. Het nalaten van de wettelijke vertegenwoordiger wordt beschouwd als weigering van bekrachtiging. Voordat een dergelijke handeling wordt bekrachtigd, heeft een bonafide derde het recht om de handeling in te trekken. De herroeping geschiedt door middel van een kennisgeving.
Artikel 146 Een burgerlijke rechtshandeling verricht door een persoon en een ander op grond van een valse bedoeling is nietig.
Indien een uiting van opzet opzettelijk een civielrechtelijke rechtshandeling verbergt, wordt de geldigheid van de verborgen handeling bepaald in overeenstemming met de relevante wetten.
Artikel 147 Wanneer een civielrechtelijke handeling wordt verricht op basis van een ernstig misverstand, heeft de persoon die de handeling verricht het recht om de volksrechtbank of een arbitrage-instelling te verzoeken de handeling in te trekken.
Artikel 148 Wanneer een partij op frauduleuze wijze de andere partij ertoe aanzet een civiele rechtshandeling te verrichten tegen de ware bedoeling van laatstgenoemde in, heeft de bedrogen partij het recht om de volksrechtbank of een arbitrage-instelling te verzoeken de handeling in te trekken.
Artikel 149 Wanneer een partij weet of had moeten weten dat een door de andere partij verrichte civiele rechtshandeling gebaseerd is op een frauduleuze handeling van een derde en in strijd is met de ware bedoeling van de andere partij, heeft de bedrogen partij het recht om de volksrechtbank of een arbitrage-instelling om de burgerlijke rechtshandeling in te trekken.
Artikel 150 Wanneer een partij tegen haar ware bedoeling een burgerlijke rechtshandeling verricht onder dwang van de andere partij of een derde, heeft de gedwongen partij het recht de volksrechtbank of een arbitrage-instelling te verzoeken de burgerlijke rechtshandeling in te trekken.
Artikel 151 In situaties waarin de ene partij misbruik maakt van de andere partij die zich in een wanhopige situatie bevindt of niet in staat is om een ​​oordeel te vellen, en als gevolg daarvan de aldus verrichte burgerlijke rechtshandeling kennelijk oneerlijk is, heeft de benadeelde partij het recht om te verzoeken de volksrechtbank of een arbitrage-instelling om de handeling te herroepen.
Artikel 152 Het recht van een partij om een ​​burgerrechtelijke rechtshandeling in te trekken vervalt onder elk van de volgende omstandigheden:
(1) de partij heeft verzuimd het herroepingsrecht uit te oefenen binnen een jaar na de datum waarop zij de reden voor de herroeping weet of had moeten kennen, of binnen 90 dagen na de datum waarop de partij die de handeling heeft verricht met ernstig misverstand weet of had moeten weten van de reden voor herroeping;
(2) de partij die onder dwang handelt, heeft nagelaten het herroepingsrecht uit te oefenen binnen een jaar na de datum waarop de dwang ophoudt; of
(3) de partij die kennis krijgt van de reden voor herroeping, doet uitdrukkelijk of door eigen gedraging afstand van het recht op herroeping.
Het herroepingsrecht vervalt indien de partij het niet uitoefent binnen vijf jaar na de datum waarop de burgerlijke rechtshandeling is verricht.
Artikel 153 Een burgerlijke rechtshandeling in strijd met de dwingende bepalingen van wetten of bestuursrechtelijke bepalingen is nietig, tenzij dergelijke dwingende bepalingen niet leiden tot ongeldigheid van een dergelijke burgerlijke rechtshandeling.
Een burgerlijk rechtshandeling die de openbare orde of de goede zeden schendt, is nietig.
Artikel 154 Een burgerlijke rechtshandeling is nietig indien deze wordt verricht door opzettelijke samenzwering tussen een persoon die de handeling verricht en een tegenpartij daarvan en aldus de rechtmatige rechten en belangen van een andere persoon schaadt.
Artikel 155 Een nietige of herroepen burgerlijke rechtshandeling heeft ab initio geen rechtskracht.
Artikel 156 Indien nietigverklaring van een deel van een burgerlijke rechtshandeling de geldigheid van het andere deel niet aantast, blijft het andere deel van de handeling geldig.
Artikel 157 Indien een burgerlijke rechtshandeling nietig is, herroepen of niet rechtsgevolgen heeft, wordt het aldus door een persoon verkregen eigendom als resultaat van de handeling teruggegeven, of wordt een vergoeding betaald op basis van de getaxeerde waarde van het goed. als het niet mogelijk of niet nodig is om de woning terug te geven. Tenzij de wet anders bepaalt, wordt de daardoor geleden schade aan de andere partij vergoed door de partij in gebreke, of, indien beide partijen in gebreke zijn, door de partijen naar evenredigheid.
Artikel 4 Een burgerlijk rechtshandeling onderworpen aan een voorwaarde of een termijn
Artikel 158 Aan een burgerlijke rechtshandeling kan een voorwaarde worden verbonden, tenzij de aard van de handeling een dergelijk beslag ontkent. Een burgerlijke rechtshandeling die is onderworpen aan een opschortende voorwaarde, wordt van kracht wanneer aan de voorwaarde is voldaan. Een burgerlijke rechtshandeling die aan een voorwaarde is onderworpen, wordt ongeldig wanneer aan de voorwaarde is voldaan.
Artikel 159 Wanneer aan een burgerlijke rechtshandeling een voorwaarde is verbonden, wordt, indien een partij, in het belang van haar eigen belang, de vervulling van de voorwaarde op ongepaste wijze verhindert, aan de voorwaarde geacht te zijn voldaan; als een partij de vervulling van de voorwaarde op ongepaste wijze faciliteert, wordt de voorwaarde geacht niet te zijn vervuld.
Artikel 160 Aan een burgerlijke rechtshandeling kan een term worden verbonden, tenzij de aard van die handeling een dergelijk beslag ontkent. Een civielrechtelijke handeling waarvoor een termijn van kracht geldt, wordt van kracht wanneer de termijn begint. Een burgerlijke rechtshandeling waarvoor een opzegtermijn geldt, wordt na afloop van de termijn ongeldig.
Hoofdstuk VII Agentschap
Sectie 1 Algemene regels
Artikel 161 Een persoon van het burgerlijk recht kan door tussenkomst van zijn gemachtigde een burgerlijke rechtshandeling verrichten.
Een burgerlijke rechtshandeling geschiedt niet door tussenkomst van een lasthebber indien de handeling door de opdrachtgever zelf moet worden verricht in overeenstemming met de wet, zoals tussen partijen is overeengekomen, of op grond van de aard van de handeling.
Artikel 162 Een burgerlijke rechtshandeling, verricht door een gemachtigde op naam van de opdrachtgever in het kader van bevoegdheden, is bindend voor de opdrachtgever.
Artikel 163 Agentschap bestaat uit agentschap bij overeenkomst en agentschap van rechtswege.
Een agent onder overeenkomst handelt in overeenstemming met de toestemming van de opdrachtgever. Een vertegenwoordiger van rechtswege handelt in overeenstemming met de wet.
Artikel 164 Een agent die zijn plicht niet of niet volledig nakomt en aldus de principaal schade berokkent, is burgerrechtelijk aansprakelijk.
Wanneer een tussenpersoon opzettelijk in botsing komt met een derde, waardoor de rechtmatige rechten en belangen van de principaal worden geschaad, zijn de tussenpersoon en de derde hoofdelijk aansprakelijk.
Afdeling 2 Agentschap bij overeenkomst
Artikel 165 In een agentschap bij overeenkomst, indien de bevoegdheid schriftelijk wordt verleend, moet het in de machtigingsbrief duidelijk de naam van de agent, de gemachtigde aangelegenheden, evenals de reikwijdte en de duur van de bevoegdheid vermelden, en het zal worden ondertekend of verzegeld door de opdrachtgever.
Artikel 166 Indien twee of meer agenten bevoegd zijn om dezelfde aangelegenheid voor de principaal te behandelen, oefenen de agenten de bevoegdheid gezamenlijk uit, tenzij de partijen anders overeenkomen.
Artikel 167 Wanneer een agent weet of had moeten weten dat het doen van de geautoriseerde kwestie in strijd is met de wet, maar nog steeds handelt als geautoriseerd, of, als een principaal weet of had moeten weten dat een handeling van de agent in strijd is met de wet, maar geen aanleiding geeft tot bezwaar daartegen zijn de opdrachtgever en de lasthebber hoofdelijk aansprakelijk.
Artikel 168 Een gemachtigde mag, in naam van de principaal, geen burgerlijke rechtshandeling met zichzelf verrichten, tenzij deze is goedgekeurd of bekrachtigd door de principaal.
Een agent die door twee of meer opdrachtgevers is aangewezen, mag niet namens één opdrachtgever een civiele rechtshandeling verrichten met een andere opdrachtgever die hij gelijktijdig vertegenwoordigt, tenzij daarmee is ingestemd of bekrachtigd door beide opdrachtgevers.
Artikel 169 Indien een agent zijn bevoegdheid aan een derde moet delegeren, dient hij toestemming of bekrachtiging van de principaal te verkrijgen.
Als de delegatie van bevoegdheid aan een derde persoon wordt goedgekeurd of bekrachtigd door de opdrachtgever, kan de opdrachtgever de derde persoon rechtstreeks opdracht geven om de geautoriseerde taak uit te voeren, en de agent is alleen aansprakelijk voor de selectie van een dergelijke derde persoon en de instructies die door de agent zelf aan de derde persoon worden gegeven.
Indien de delegatie van bevoegdheid aan een derde niet wordt goedgekeurd of bekrachtigd door de principaal, is de agent aansprakelijk voor de handelingen verricht door de derde persoon, tenzij de agent in een noodsituatie zijn autoriteit overdraagt ​​aan een derde persoon. ter bescherming van de belangen van de opdrachtgever.
Artikel 170 Een burgerlijke rechtshandeling verricht door een persoon voor het vervullen van zijn verantwoordelijkheden toegewezen door een rechtspersoon of een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid, binnen de bevoegdheid en in naam van de rechtspersoon of de organisatie zonder rechtspersoonlijkheid, is bindend voor de rechtspersoon of de rechtspersoon zonder rechtspersoonlijkheid. organisatie.
Beperkingen die door een rechtspersoon of een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid zijn opgelegd aan de reikwijdte van de bevoegdheid van een persoon die de verantwoordelijkheden vervult die zijn toegewezen door de rechtspersoon of organisatie zonder rechtspersoonlijkheid, zijn niet effectief tegen een bonafide derde persoon.
Artikel 171 Een handeling verricht door een persoon zonder gezag, buiten het gezag, of nadat het gezag is beëindigd, is niet van kracht tegen de opdrachtgever die het niet heeft bekrachtigd.
Een wederpartij kan de opdrachtgever aansporen om een ​​dergelijke handeling binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving te bekrachtigen. Het nalaten van de opdrachtgever wordt beschouwd als een weigering van bekrachtiging. Voordat een dergelijke handeling wordt bekrachtigd, heeft een bonafide tegenpartij het recht om de handeling in te trekken. Herroeping geschiedt door middel van een kennisgeving.
Indien de bovengenoemde handeling niet wordt bekrachtigd, heeft een bonafide tegenpartij het recht om de persoon die de handeling heeft verricht, te verzoeken de verplichtingen na te komen of de aldus geleden schade te vergoeden, op voorwaarde dat het bedrag van de schadevergoeding niet hoger mag zijn dan het bedrag van de uitkering die de tegenpartij zou hebben ontvangen als de opdrachtgever de wet had bekrachtigd.
Indien een tegenpartij weet of had moeten weten dat de persoon die de handeling verricht geen bevoegdheid heeft, dragen de tegenpartij en de genoemde persoon de aansprakelijkheid in verhouding tot hun schuld.
Artikel 172 Een handeling verricht door een persoon zonder gezag, buiten het gezag, of nadat het gezag is beëindigd, is van kracht indien de tegenpartij redenen heeft om aan te nemen dat de genoemde persoon gezag heeft.
Sectie 3 Beëindiging van het Agentschap
Artikel 173 Een agentschap bij overeenkomst wordt beëindigd onder een van de volgende omstandigheden:
(1) de ambtstermijn loopt af of de geautoriseerde taken zijn voltooid;
(2) de principaal herroept het agentschap of de agent neemt ontslag;
(3) de agent verliest zijn bekwaamheid om burgerlijke rechtshandelingen te verrichten;
(4) de agent of de principaal overlijdt; of
(5) de rechtspersoon of de organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die de agent of de principaal is, wordt beëindigd.
Artikel 174 Een handeling verricht door een agent onder overeenkomst nadat de principaal is overleden, blijft geldig onder een van de volgende omstandigheden:
(1) de agent weet niet of had niet mogen weten van het overlijden van de principaal;
(2) de akte wordt bekrachtigd door de erfgenamen van de aangever;
(3) in de machtigingsbrief wordt duidelijk vermeld dat het agentschap pas ophoudt na voltooiing van de geautoriseerde taken; of
(4) de agent is met de handeling begonnen voordat de principaal overlijdt en blijft handelen in het belang van de erfgenamen van de principaal.
Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing bij beëindiging van de opdrachtgever die een rechtspersoon of een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid is.
Artikel 175 Een agentschap wordt van rechtswege beëindigd onder een van de volgende omstandigheden:
(1) de principaal verkrijgt of herwint de volledige capaciteit voor het verrichten van civielrechtelijke rechtshandelingen;
(2) de agent verliest de bekwaamheid om civielrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;
(3) de agent of de principaal overlijdt; of
(4) er is sprake van enige andere omstandigheid zoals voorzien door de wet.
Hoofdstuk VIII Burgerlijke aansprakelijkheid
Artikel 176 De personen van het burgerlijk recht zullen de burgerlijke verplichtingen nakomen en zijn burgerlijk aansprakelijk in overeenstemming met de wet of de overeenkomst tussen de partijen.
Artikel 177 Indien twee of meer personen gedeelde aansprakelijkheid aanvaarden in overeenstemming met de wet, draagt ​​elke persoon de aansprakelijkheid in verhouding tot hun respectieve schuld, indien dat aandeel kan worden bepaald, of in gelijk aandeel indien dat aandeel niet kan worden bepaald.
Artikel 178 Wanneer twee of meer personen hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaarden in overeenstemming met de wet, heeft de houder van het recht het recht om een ​​deel of alle personen te verzoeken de aansprakelijkheid te dragen.
De personen die hoofdelijk aansprakelijk zijn, dragen elk de aansprakelijkheid in verhouding tot hun respectieve schuld, of in gelijke mate als dat aandeel niet kan worden bepaald. Een persoon die de aansprakelijkheid meer dan zijn schuld heeft op zich heeft genomen, heeft recht op premie jegens de andere persoon (personen) onderworpen aan de hoofdelijke aansprakelijkheid.
Hoofdelijke aansprakelijkheid wordt bij wet opgelegd of vastgelegd in de overeenkomst tussen partijen.
Artikel 179 De belangrijkste vormen van burgerlijke aansprakelijkheid zijn onder meer:
(1) beëindiging van de inbreuk;
(2) het wegnemen van de overlast;
(3) eliminatie van het gevaar;
(4) restitutie;
(5) herstel;
(6) reparatie, opnieuw uitvoeren of vervangen;
(7) voortzetting van de prestaties;
(8) compensatie voor verliezen;
(9) betaling van een schadevergoeding;
(10) eliminatie van nadelige effecten en herstel van de reputatie; en
(11) uitbreiding van excuses.
Waar bij wet een schadevergoeding is voorzien, zullen dergelijke bepalingen worden gevolgd.
De vormen van wettelijke aansprakelijkheid waarin dit artikel voorziet, kunnen afzonderlijk of gelijktijdig worden toegepast.
Artikel 180 Degene die door overmacht niet aan zijn burgerlijke verplichtingen kan voldoen, draagt ​​geen burgerlijke aansprakelijkheid, tenzij de wet anders bepaalt.
"Overmacht" betekent objectieve omstandigheden die niet te voorzien, onvermijdelijk en onoverkomelijk zijn.
Artikel 181 Een persoon die uit een gerechtvaardigde verdediging de onrechtmatige daad berokkent, draagt ​​geen burgerlijke aansprakelijkheid.
Een persoon die, wanneer hij handelt uit gerechtvaardigde verdediging, de noodzakelijke limiet overschrijdt en aldus de onrechtmatige daad onnodig schade toebrengt, draagt ​​passende burgerlijke aansprakelijkheid.
Artikel 182 Wanneer een persoon, wanneer hij probeert een gevaar te vermijden in reactie op een noodsituatie, anderen schade berokkent, is de persoon die het gevaar veroorzaakt, burgerrechtelijk aansprakelijk.
Wanneer het gevaar wordt veroorzaakt door natuurlijke krachten, draagt ​​de persoon die anderen schade berokkent door te proberen het gevaar te vermijden, geen burgerlijke aansprakelijkheid, op voorwaarde dat hij passende compensatie kan bieden.
Indien de maatregelen die zijn genomen door een persoon die in een noodsituatie gevaar wil vermijden, ongepast zijn of de noodzakelijke limiet overschrijden en daardoor anderen onnodig schade berokkenen, draagt ​​de persoon de passende burgerlijke aansprakelijkheid.
Artikel 183 Wanneer een partij benadeeld is wegens het beschermen van de burgerrechtelijke rechten en belangen van een andere persoon, is de onrechtmatige daad burgerlijk aansprakelijk en kan de begunstigde een passende schadevergoeding aan de benadeelde persoon geven. Bij afwezigheid van een onrechtmatige daad, of als de onrechtmatige daad op de vlucht is of niet in staat is burgerlijke aansprakelijkheid te aanvaarden, moet de begunstigde op verzoek van de benadeelde een passende schadevergoeding betalen.
Artikel 184 Een persoon die zich vrijwillig bezighoudt met het redden van een andere persoon in een noodsituatie en aldus laatstgenoemde persoon schade berokkent, is niet burgerlijk aansprakelijk.
Artikel 185 Een persoon die inbreuk maakt op de naam, gelijkenis, reputatie of eer van een held of martelaar en aldus de sociale publieke belangen schaadt, draagt ​​burgerlijke aansprakelijkheid.
Artikel 186 Wanneer een contractbreuk door een partij schade toebrengt aan de persoonlijke of eigendomsrechten en belangen van de andere partij, kan laatstgenoemde partij ervoor kiezen de eerste te verzoeken aansprakelijkheid te dragen voor contractbreuk of onrechtmatige daad.
Artikel 187 Wanneer een persoon van het burgerlijk recht gelijktijdig burgerlijke, administratieve en strafrechtelijke aansprakelijkheden moet dragen als gevolg van dezelfde handeling die door hem is verricht, heeft het op zich nemen van administratieve of strafrechtelijke aansprakelijkheden door de persoon geen invloed op de burgerlijke aansprakelijkheid die hij dient te dragen. . Als het vermogen van de persoon onvoldoende is om alle verplichtingen te betalen, wordt eerst de burgerlijke aansprakelijkheid betaald.
Hoofdstuk IX Beperking van maatregelen
Artikel 188 De verjaringstermijn voor een persoon om de volksrechtbank te verzoeken zijn burgerrechtelijke rechten te beschermen is drie jaar, tenzij de wet anders bepaalt.
Tenzij de wet anders bepaalt, begint de verjaringstermijn vanaf de datum waarop de rechthebbende weet of had moeten weten dat zijn recht is geschaad en wie de schuldenaar is. De volksrechtbank verleent echter geen bescherming aan een recht als er 20 jaar zijn verstreken sinds de datum waarop de verwonding zich voordoet, behalve dat de volksrechtbank, op verzoek van de rechthebbende, de verjaringstermijn onder bijzondere omstandigheden kan verlengen.
Artikel 189 Wanneer de partijen overeenstemming bereiken over de betaling van een schuld in termijnen, begint de verjaringstermijn op de datum waarop de laatste termijn verschuldigd is.
Artikel 190 De verjaringstermijn voor een persoon die geen of een beperkte bevoegdheid heeft om civielrechtelijke handelingen te verrichten om een ​​vordering in te stellen tegen zijn wettelijke vertegenwoordiger, begint op de datum waarop de dienst van rechtswege wordt beëindigd.
Artikel 191 De verjaringstermijn voor een minderjarige om een ​​vordering wegens seksuele aanranding in te stellen tegen de dader begint op de datum waarop de minderjarige de leeftijd van 18 jaar bereikt.
Artikel 192 Het verstrijken van de verjaringstermijn kan door een debiteur worden gebruikt als verweer tegen een vordering wegens niet-nakoming.
Een debiteur die ermee instemt een eerdere verplichting na het verstrijken van de verjaringstermijn na te komen, mag het verstrijken van de verjaringstermijn niet later als verdediging gebruiken, en een debiteur die vrijwillig aan een dergelijke eerdere verplichting heeft voldaan, mag niet later om teruggave vragen.
Artikel 193 De volksrechtbank past de bepalingen inzake verjaringstermijnen niet ambtshalve toe.
Artikel 194 De verjaringstermijn wordt opgeschort indien een houder van het recht binnen de laatste zes maanden van de verjaringstermijn niet in staat is zijn recht op vordering uit te oefenen wegens het bestaan ​​van een van de volgende belemmeringen:
(1) in geval van overmacht;
(2) indien de houder van het recht zonder of met een beperkte capaciteit om civielrechtelijke rechtshandelingen te verrichten geen wettelijke vertegenwoordiger heeft, of zijn wettelijke vertegenwoordiger overlijdt of de bekwaamheid verliest om civielrechtelijke rechtshandelingen of het recht op vertegenwoordiging te verrichten;
(3) indien er geen erfgenaam of beheerder van de nalatenschap is vastgesteld na de opening van de erfopvolging;
(4) wanneer de houder van het recht onder zeggenschap staat van de debiteur of een andere persoon; of
(5) wanneer er andere obstakels zijn die ertoe leiden dat de houder van het recht het recht om aanspraak te maken niet kan uitoefenen.
De verjaringstermijn loopt af zes maanden na de datum waarop de reden tot schorsing is opgeheven.
Artikel 195 Een verjaringstermijn wordt onderbroken onder een van de volgende omstandigheden, en de verjaringstermijn begint opnieuw te lopen vanaf het moment van de onderbreking of het moment waarop de desbetreffende procedure is voltooid:
(1) de houder van het recht verzoekt de debiteur de verplichting na te komen;
(2) de debiteur stemt ermee in de verplichting na te komen;
(3) de houder van het recht een rechtszaak of arbitrageprocedure start tegen de debiteur; of
(4) er is een andere omstandigheid die hetzelfde effect heeft als het starten van een rechtszaak of arbitrageprocedure door de rechthebbende.
Artikel 196 De verjaringstermijn is niet van toepassing op de volgende aanspraken op:
(1) een vordering tot beëindiging van de inbreuk, opheffing van de overlast of opheffing van het gevaar;
(2) een vordering tot teruggave van goederen van een persoon die een zakelijk recht heeft op een onroerend of geregistreerd roerend goed;
(3) een verzoek om betaling van kinderbijslag of levensonderhoud voor andere gezinsleden; of
(4) alle andere claims waarop de verjaringstermijn niet van toepassing is in overeenstemming met de wet.
Artikel 197 De termijn, de telmethoden en de gronden voor opschorting en onderbreking van de verjaringstermijn worden bepaald door de wet, en elke anderszins door de partijen overeengekomen regeling is nietig.
Een anticiperende afstand van iemands belangen in de door partijen gestelde verjaringstermijn is nietig.
Artikel 198 Alle wettelijke bepalingen die de verjaringstermijn voor arbitrage regelen, worden gevolgd; bij gebreke van dergelijke bepalingen, zullen de bepalingen over de verjaringstermijn voor geschillen die hierin worden bepaald, mutatis mutandis worden toegepast.
Artikel 199 De termijn waarbinnen een houder van een recht bepaalde rechten kan uitoefenen, zoals het recht op herroeping en het recht op ontbinding, die bij wet zijn bepaald of door de partijen zijn overeengekomen, begint, tenzij de wet anders bepaalt, vanaf de datum waarop de rechthebbende weet of behoorde te weten dat hij een dergelijk recht heeft, en de bepalingen inzake opschorting, onderbreking of verlenging van de verjaringstermijn zijn niet van toepassing. Na het verstrijken van de termijn vervallen het recht op herroeping, het recht op ontbinding en dergelijke rechten.
Hoofdstuk X Tellen van tijdsperioden
Artikel 200 De in het burgerlijk recht bedoelde termijnen worden volgens de Gregoriaanse kalender per jaar, maand, dag en uur geteld.
Artikel 201 Wanneer een tijdsperiode wordt geteld in jaar, maand en dag, wordt de dag waarop de tijdsperiode begint niet meegeteld en loopt de periode vanaf de volgende dag.
Wanneer een tijdsperiode per uur wordt geteld, begint de periode te lopen vanaf het uur zoals bij wet is bepaald of door de partijen is overeengekomen.
Artikel 202 Wanneer een tijdsperiode wordt geteld per jaar en maand, is de overeenkomstige datum van de vervaldag de laatste dag van de tijdsperiode; bij gebreke van een dergelijke overeenkomstige datum, is de laatste dag van die maand de laatste dag van de tijdsperiode.
Artikel 203 Indien de laatste dag van een tijdsperiode op een wettelijke feestdag valt, wordt de dag na de vakantie beschouwd als de laatste dag van de periode.
De laatste dag eindigt om 24 uur; wanneer een kantooruur wordt toegepast, eindigt de laatste dag op het moment dat het bedrijf wordt gesloten.
Artikel 204 Het tellen van een tijdsperiode wordt beheerst door de bepalingen van deze Code, tenzij de wet anders bepaalt of door de partijen is overeengekomen.

Deze Engelse vertaling is afkomstig van de NPC-website. In de nabije toekomst zal een door ons vertaalde nauwkeurigere Engelse versie beschikbaar zijn op de China Laws Portal.