In 1996 is de Wet Bestuurlijke Strafrecht afgekondigd en in respectievelijk 2009, 2017 en 2021 gewijzigd. De laatste herziening treedt in werking op 15 juli 2021.
Er zijn in totaal 86 artikelen. De wet beoogt de vaststelling en uitvoering van bestuurlijke sancties te regelen, teneinde de openbare belangen te vrijwaren.
Kernpunten van de wet zijn onder meer:
Administratieve sancties vallen onder de jurisdictie van bestuursorganen met de bevoegdheid om administratieve sancties op te leggen onder de lokale volksregeringen op of boven het districtsniveau. Provincies, autonome regio's en gemeenten die rechtstreeks onder de centrale regering ressorteren, kunnen in het licht van de feitelijke omstandigheden besluiten om de bevoegdheden van de departementen onder de lokale volksregeringen op provinciaal niveau over te dragen, hetgeen dringend nodig is voor het basisbestuur, aan de volksregeringen op dorps- en gemeenteniveau en aan de subdistrictbureaus die deze macht daadwerkelijk kunnen uitoefenen.
Voor dezelfde onrechtmatige daad gepleegd door een partij wordt geen dubbele of meer boete opgelegd. Indien met dezelfde onrechtmatige daad meerdere wet- en regelgeving wordt overtreden, wordt een hogere boete opgelegd. Indien een boete niet binnen de voorgeschreven termijn wordt betaald, kan het bestuursorgaan dat over de bestuurlijke boete beslist, een aanvullende boete opleggen van 3% van de boete per dag, maar het bedrag ervan mag het bedrag van de oorspronkelijke boete niet overschrijden dat wordt betaald.
Indien een partij voldoende bewijs heeft om aan te tonen dat er geen sprake is van een subjectieve fout, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd. Wanneer een onwettige handeling gering is, onmiddellijk is gecorrigeerd en geen nadelige gevolgen heeft gehad, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd.
Alvorens te beslissen over bestuurlijke sancties, zoals het opleggen van een relatief hoge boete, verlaging van het kwalificatieniveau, het gelasten van sluiting en het beperken van de tewerkstelling, wijst een bestuursorgaan de partij op het recht om gehoord te worden. En als een partij om een hoorzitting verzoekt, organiseert het bestuursorgaan de hoorzitting. De partij draagt niet de kosten van het horen door het bestuursorgaan.
In geval van calamiteiten, zoals de epidemie van ernstige infectieziekten, zullen de bestuursorganen, om de door de calamiteiten veroorzaakte maatschappelijke schade te beheersen, te beperken en te elimineren, degenen die de noodmaatregelen volgens de wet.