Op 1 december 2023 heeft het Hooggerechtshof van China (SPC) de “Interpretatie van verschillende kwesties met betrekking tot de toepassing van de wet van de Volksrepubliek China inzake de toepassing van wetten op buitenlandse betrekkingen (II)” (Fa Shi [2023] nr. 12, “关于适用〈中华人民共和国涉外民事关系法律适用法〉若干问题的解释(二)”, hierna de “Interpretatie (II)”).
Interpretatie (II) heeft specifiek betrekking op de vaststelling van buitenlands recht en voorziet in regels die Chinese rechtbanken moeten volgen bij het vaststellen en vaststellen van buitenlands recht.
Volgens de Chinese wet voorziet alleen artikel 10 van de “Wet op de toepassing van wetten op buitenlandse betrekkingen” (涉外民事关系法律适用法) in een algemene regel over de vaststelling van buitenlands recht. Dit leidt tot de volgende problemen bij het vaststellen van buitenlands recht in het Chinese recht: (1) onvolledige regels; (2) onduidelijke procedures; (3) gebrek aan bruikbaarheid van de regels.
Deze kwesties veroorzaken verder problemen bij buitenlandse civiele en handelsgeschillen, zoals de moeilijkheid bij het vaststellen van buitenlands recht, de lage succespercentages bij de vaststelling en het langdurige verificatieproces. Zowel partijen als lokale rechtbanken hebben over deze situatie geklaagd. Daarom formuleerde de SPC deze interpretatie (II).
Interpretatie (II) bestaat uit 13 artikelen. De hoogtepunten zijn als volgt:
1. Bewijslast
Als de partijen ervoor kiezen buitenlands recht toe te passen, moeten zij het recht van dat land bieden. Indien de partijen er niet voor kiezen buitenlands recht toe te passen, zal de volksrechtbank het recht van dat land vaststellen.
2. Wijze van vaststelling
Rechtbanken kunnen op de volgende manieren kennis nemen van buitenlands recht:
(1) Verstrekking door de partijen;
(2) Juridische bijstand;
(3) Verstrekking door de Chinese ambassade/consulaten in dat land of de ambassade/consulaten van dat land in China op verzoek van de SPC;
(4) Verstrekking door deelnemers aan samenwerkingsmechanismen op het gebied van rechtsvaststelling die zijn opgezet of waaraan wordt deelgenomen door het SPC;
(5) Verstrekking door deskundigen van het International Commercial Expert Committee van het SPC;
(6) Verstrekking door diensten voor rechtsonderzoek of Chinese en buitenlandse juridische experts;
(7) Andere geschikte middelen.
Bij het vaststellen van buitenlands recht moeten rechtbanken ten volle gebruik maken van bovengenoemde middelen.
3. Hoe partijen bewijs van buitenlands recht moeten leveren
Wanneer partijen bewijs leveren van buitenlands recht, moeten zij de specifieke bepalingen van de wetten van dat land overleggen en de bron, geldigheid en relevantie ervan voor het geschil in de zaak uitleggen.
Als het buitenlandse recht jurisprudentie is, dienen partijen tevens de volledige tekst van de betreffende zaak aan te leveren.
4. Hoe rechters de inhoud van buitenlands recht bepalen
De rechtbank gaat anders om met de volgende situaties:
(1) Als de partijen geen geschil hebben over de inhoud, het begrip en de toepassing van buitenlands recht, kan de rechtbank dit bevestigen;
(2) Als de partijen geschillen hebben over de inhoud, het begrip en de toepassing van buitenlands recht, moeten zij de redenen daarvoor opgeven. De rechtbank kan de partijen nader informeren of verzoeken om aanvullend materiaal te verstrekken. Mocht er na nader onderzoek of aanvullend materiaal nog steeds sprake zijn van een geschil, dan beslist de rechter zelf; En
(3) Als de inhoud van het buitenlandse recht is erkend door andere effectieve uitspraken van Chinese rechtbanken, zal de rechtbank deze bevestigen, tenzij er voldoende bewijs is dat het tegendeel beweert.
Interpretatie (II) is op 1 januari 2024 in werking getreden.
Foto door Emil Guillemot on Unsplash
Medewerkers: CJO-team medewerkers